Hoe zit het met het (nieuwe) arbeidsrecht? - 03 Tijdens de arbeidsovereenkomst
3.1 Goed werkgeverschap
In artikel 7:611 BW is geregeld dat de werkgever en de werknemer zich als een goed werkgever en een goed werknemer dienen te gedragen. Hoewel in de wet niet is uitgewerkt wat daaronder dient te worden verstaan, kan deze algemene ‘open’ of ‘vage’ norm wellicht als de belangrijkste wettelijke regel in de verhouding werkgever-werknemer worden gezien.
Essentie
Artikel 7:611 BW komt overeen met de norm van redelijkheid en billijkheid uit artikel 6:2 en 6:248 BW. De wederzijdse verplichting dat partijen rekening moeten houden met de eisen van redelijkheid en billijkheid, gelet op alle relevante omstandigheden en met toepassing van de algemeen erkende rechtsbeginselen, geldt bij:
het aangaan;
de uitvoering; en
de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
In bepaalde gevallen kan goed werkgeverschap zelfs vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst (denk daarbij aan informatieverschaffing in de sollicitatiefase) en na afloop van de arbeidsovereenkomst (postcontractuele zorgplicht) van belang zijn.
Aangezien het op voorhand onmogelijk werd geacht alle wederzijdse verplichtingen van de werkgever en de werknemer vast te leggen, is door de wetgever bewust niet nader uitgewerkt wat onder goed werkgeverschap en goed werknemerschap moet worden verstaan.
Functies
In de praktijk heeft artikel 7:611 BW de volgende functies:
Norm voor toetsing van werkgevershandelen
Artikel 7:611 BW geeft aan hoe de werkgever zich ten opzichte van zijn werknemer dient te gedragen. Het goed werkgeverschap biedt een norm om het gebruik van de instructiebevoegdheid uit artikel 7:660 BW van de werkgever te toetsen. Uit de rechtspraak zijn beginselen van goed werkgeverschap te destilleren die bij de uitoefening van het werkgeversgezag in acht moeten worden genomen. Deze beginselen zijn: het zorgvuldigheidsbeginsel, zuiverheid van oogmerk, het motiveringsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel (zie voor meer: G.J.J. Heerma van Voss, Goed werkgeverschap als bron van vernieuwing in het arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 1999).
Norm voor nieuwe ontwikkelingen in het arbeidsrecht: rechtsvormend/rechtscheppend karakter
Het begrip goed werkgeverschap heeft een rechtsvormend/rechtscheppend karakter en veelal een vangnetfunctie. De norm biedt de mogelijkheid om rekening te houden met nieuwe en dynamische ontwikkelingen binnen het arbeidsrecht. De vage normen bieden ruimte voor rechtsontwikkeling en kunnen het arbeidsrecht daarmee ‘bij de tijd houden’.
Dit rechtsvormende karakter heeft er mede toe geleid dat het wetsartikel sinds de inwerkingtreding in 1997 aan betekenis heeft gewonnen en zelfs een van de belangrijkste artikelen in het arbeidsrecht is geworden.
Een belangrijk voorbeeld hiervan is het recht op tewerkstelling.
De Hoge Raad heeft op grond van de wetsgeschiedenis geen algemene regel willen formuleren over het recht op tewerkstelling. Het eventuele recht op tewerkstelling moet volgens de Hoge Raad worden beoordeeld…