Naar de inhoud

Hoge Raad 26 oktober 2012 (Quirijns/Theodoor Gilissen Bankiers), «JAR» 2012/313 m.nt. mr. I.J. de Laat, RvdW 2012/1341

Werknemer neemt op staande voet ontslag vanwege interne misstanden bij werkgever (bank). Daarbij geeft hij vertrouwelijke informatie van de bank door aan de betrokken cliënt. Goed werknemerschap. Dringende reden. Verplichtingen werknemer ten aanzien van cliënt uit hoofde van Wft en/of interne complianceregels. Exhibitieplicht.

Werknemer, werkzaam als “private banker advisory” bij TGB, zegt per uitvoerig gemotiveerde e-mail zijn baan op vanwege bij de bank bestaande misstanden. Hij maakt de cliënt waarop die misstanden betrekking hebben daarvan in BCC deelgenoot. Kort daarop licht de werknemer ook de aandeelhouder van de bank en de AFM in en neemt ontslag op staande voet. De werkgever spant een procedure aan tegen de werknemer en vordert diverse verboden en bevelen alsmede terugbetaling van het reeds uitbetaalde deel van een retentiebonus, schadevergoeding op te maken bij staat en, voorwaardelijk, de veroordeling van de werknemer tot betaling van datgene waartoe TGB in de inmiddels door de cliënt tegen de bank aangespannen procedure mogelijk zal worden veroordeeld. Deze vorderingen baseert TGB op schending van goed werknemerschap en de geheimhoudingsplicht uit de arbeidsovereenkomst. In reconventie vordert de werknemer onder meer betaling van het nog niet uitbetaalde deel van de retentiebonus, schadevergoeding en de afgifte van een integriteitsverklaring. In appel vordert hij op de voet van art. 843a Rv tevens de afgifte door TGB van het AFM dossier naar aanleiding van zijn melding. De werknemer stelt dat TGB hem een dringende reden voor ontslag heeft gegeven, althans onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Volgens de werknemer komt hem de bescherming van een klokkenluider toe. De kantonrechter wijst de vorderingen van TGB grotendeels toe en die van de werknemer integraal af. Het hof vernietigt het vonnis voor zover de werknemer daarbij is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. Het causaal verband tussen de gedragingen van de werknemer en de gestelde schade is volgens het hof niet aannemelijk. Voor het overige bekrachtigt het hof het vonnis. In cassatie komt de werknemer op tegen de afwijzing van zijn vorderingen

De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en overweegt daartoe als volgt. De verplichting van goed werknemerschap in art. 7:611 BW brengt mee dat de werknemer in beginsel tegenover zijn werkgever is gehouden tot discretie en loyaliteit, ook indien de werknemer van mening is dat binnen de organisatie sprake is van een misstand die in het algemeen belang dient te worden bestreden. ’s Hofs oordeel dat art. 7:611 BW is geschonden doordat vertrouwelijke informatie aan de cliënt is verstrekt hoewel ook andere, voor de werkgever minder schadelijke, wegen openstonden, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting, tenzij de werknemer daartoe gehouden was op grond van art. 4:88 Wft, art. 167 Bgfo e.v. of de interne complianceregels. Dat…