Naar de inhoud

Huwelijkse voorwaarden en vaststellingsovereenkomst

Indien echtgenoten een tussen hen bestaande onzekerheid of een bestaand geschil op vermogensrechtelijk gebied willen beëindigen, dient deze, indien materieel sprake is van een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden, te voldoen aan de daarvoor gestelde eisen.

1 Casus

Enige tijd geleden werd in WPNR 6783 (2009) een vraag gesteld die, kort samengevat, luidde als volgt. Man en vrouw zijn in gemeenschap van goederen getrouwd. De man heeft vóór het huwelijk van zijn ouders een erfenis ontvangen, waarbij hij enerzijds een onroerende zaak verkreeg, maar hem anderzijds de last is opgelegd aan zijn kinderen een bedrag te betalen, opeisbaar bij zijn overlijden. De kinderen kregen daardoor (de last is ontstaan onder het oude erfrecht) een vordering onder tijdsbepaling op de man. Bij het aangaan van het huwelijk was de vrouw niet van het bestaan van deze schuld op de hoogte en als dat tijdens het huwelijk anders wordt, ontstaan tussen het echtpaar moeilijkheden, omdat de vrouw kennelijk met de schuld niets te maken wil hebben. De schuld van de man aan zijn kinderen is echter op grond van de hoofdregel van art. 1:94, lid 2 BW een gemeenschapsschuld. Na veel discussie sluiten man en vrouw uiteindelijk bij onderhandse akte een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in art. 7:900 BW, waarin zij onder verwijzing naar art. 1:94, lid 3 BW overeenkomen (vaststellen) dat de schuld aan de kinderen op bijzondere wijze is verknocht aan de man en dat de man de schuld in de onderlinge verhouding voor zijn (privé)rekening neemt. Zoals de gang van zaken al doet vermoeden, eindigt het…