Naar de inhoud

Hybride lening

Ik ben directeur en enig aandeelhouder van een holding met een werkmaatschappij. Ik wil mijn holding een lening laten verstrekken aan de werkmaatschappij. Waar moet ik op letten om te voorkomen dat de Belastingdienst zo'n lening aanmerkt als eigen vermogen?

Onder bepaalde omstandigheden kan de fiscus stellen dat een lening vanuit fiscaal oogpunt een gemengd karakter heeft, een hybride lening. Juridisch gezien is een hybride lening vreemd vermogen, maar door de overeengekomen voorwaarden functioneert ze voor de schuldenaar economisch gezien meer als eigen vermogen. De Belastingdienst staat daarom niet toe dat de schuldenaar de rente over deze lening aftrekt van zijn winst.

Sinds 1 januari 2007 bevat de wet geen definitie meer van een hybride lening. Men moet in de rechtspraak zoeken naar aanwijzingen. De rechtspraak onderscheidt drie vormen van hybride leningen:

  • de schijnlening - de betrokken partijen willen een kapitaalverstrekking laten plaatsvinden maar dit is juridisch vormgegeven als een lening;

  • de bodemloze-putlening of verliesfinanciering - een aandeelhouder verstrekt een lening aan een lichaam onder dusdanige voorwaarden dat het volkomen duidelijk is dat hij het uitgeleende bedrag nooit (volledig) zal terugkrijgen.

  • de deelnemerschapslening - de schuldeiser neemt door het verstrekken van de lening eigenlijk deel in de onderneming van de dochtermaatschappij.

Bepaalde leningsvoorwaarden kunnen wijzen op de aanwezigheid van een deelnemerschapslening (bijvoorbeeld achtergestelde leningen, een winstafhankelijke vergoeding, geen vaste looptijd).

Als uw holding een deelneming (minstens 5% van het nominaal gestorte kapitaal aan aandelen) in de werkmaatschappij houdt, treedt de meesleepregeling in werking. De holding ontvangt dan de rente onbelast van de werkmaatschappij, omdat de rente onder de deelnemingsvrijstelling valt. Het komt voor dat…