JAR 2017/157, Kantonrechter Rechtbank Limburg zp Roermond 02-06-2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:5212, 5992333/OV VERZ 17-30
Inhoudsindicatie
Werkgever en inlener (hoofdelijk) aansprakelijk voor schade na bedrijfsongeval, Arbeidsomstandigheden zijn ook verantwoordelijkheid inlenerSamenvatting
De werknemer is vanaf 23 augustus 2009 in dienst van de werkgever in de functie van magazijnmedewerker/verlader. Op 8 maart 2011 zijn in de bedrijfshal van de inlener één of meer pakketten uit de hijsband van de kraan geschoten en (deels) op de werknemer gevallen. De werknemer heeft hierbij onder meer been- en bekkenletsel opgelopen. De Inspectie SZW heeft het ongeval onderzocht en is tot het oordeel gekomen dat sprake is van een overtreding van art. 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. De werkgever heeft onvoldoende veiligheidsmaatregelen genomen. Daarnaast werd de instructie van de inlener in de praktijk niet gevolgd. De werknemer heeft de werkgever en de inlener aansprakelijk gesteld. Geen van beiden heeft aansprakelijkheid erkend. De werknemer vordert een verklaring voor recht dat de werkgever en de inlener hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele geleden en te lijden materiële en immateriële schade.
De kantonrechter overweegt dat de werkgever als formele werkgever van de werknemer onvoldoende zorg in acht heeft genomen om het ongeval te voorkomen. Nu de situatie op de werkplek heeft veroorzaakt dat de werknemer het bewuste ongeval is kunnen overkomen, is de werkgever op grond van art. 7:658 lid 1 en 2 BW aansprakelijk voor de schade die de werknemer ten gevolge van dit ongeval lijdt. Ook de inlener is (hoofdelijk) aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid is gegrond op art. 7:658 lid 4 BW. De werkzaamheden werden uitgevoerd in de hal van de inlener en de werkzaamheden maakten onderdeel uit van het totale productieproces van de inlener. Zo zijn de bovenloopkranen waarmee werd gewerkt eigendom van de inlener. De inlener had daarom mede, naast de werkgever, de plicht om te zorgen dat de bovenloopkranen veilig waren. De inlener had dan ook kunnen voorkomen dat het ongeval plaatsvond. Hoewel de werkzaamheden waren uitbesteed, zijn de omstandigheden waaronder de werknemers van de werkgever werkten dan ook tevens de verantwoordelijkheid van de inlener. De inlener heeft wel geconstateerd dat de situatie niet veilig was en heeft hierover overleg gevoerd met de werkgever, maar heeft het daarbij gelaten. De verklaring voor recht wordt toegewezen.
NB. De werkgever bood hier geen verhaal, reden waarom de inlener (mede) werd aangesproken. Dat de verplichting om te zorgen voor veilige arbeidsomstandigheden zowel berust bij de formele werkgever als bij de materiële (de inlener) volgt uit art. 7:658 lid 4 BW en is ook vaste rechtspraak. Zie onder meer HR, «JAR» 2015/14.
Uitspraak
1. De procedure
(...; red.)
2. De feiten en het geschil
2.1. De werknemer is – aansluitend aan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd vanaf 23 augustus 2009 – sedert 22 februari 2010 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst bij Hilgers in de functie van magazijnmedewerker/verlader. In deze functie voerde de werknemer werkzaamheden uit in de bedrijfshal van APT Kurvers. APT Kurvers houdt zich bezig met het produceren van aluminiumprofielen, van grondstof tot eindproduct.
2.2. Op 8 maart 2011 is de werknemer in de bedrijfshal van APT Kurvers een arbeidsongeval overkomen. Terwijl de werknemer bezig was met het transporteren van pakketten met dozen gevuld met aluminiumprofielen met behulp van een bovenloopkraan zijn één of meer pakketten aan een zijde uit de hijsband van de kraan geschoten en (deels) op de werknemer gevallen. Hij heeft hierbij onder meer been- en bekkenletsel opgelopen.
2.3. De arbeidsinspectie heeft het ongeval onderzocht en heeft daarvan een rapport opgemaakt. De arbeidsinspectie is tot het oordeel gekomen dat er sprake is van een overtreding van artikel 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Hilgers heeft volgens de arbeidsinspectie als werkgever niet zoveel mogelijk voorkomen dat de last uit het hijsgereedschap kon vallen. Aangezien een last met een groot gewicht werd gehesen en de werknemer zich bij het geleiden van die last in de directe nabijheid ervan begaf, diende te worden zeker gesteld dat dit niet kon gebeuren. Hilgers had zich als werkgever op de hoogte dienen te stellen van de kenmerken van de last en daarbij het meest geschikte hijsgereedschap en hijswerktuig dienen te kiezen en een zo veilig mogelijke hijsmethode dienen te kiezen. De arbeidsinspectie heeft vastgesteld dat Hilgers niet in het bezit was van een risico-inventarisatie en
evaluatie. De werkinstructie van Hilgers bevatte geen instructies die gericht waren op het veilig werken met de bovenloopkranen en de werkwijze zoals opgenomen in de instructie die afkomstig was van APT Kurvers werd in de praktijk niet gevolgd. Voorts is gebleken dat er geen looppaden waren tussen de tot 2,5 meter opgestapelde pakketten en er weinig ruimte was om tussen de pakketten door te kunnen manoeuvreren. Daardoor werd het de werknemers ernstig bemoeilijkt om zich in het magazijn te begeven en om een veilige positie te kiezen tijdens de hijswerkzaamheden, aldus de arbeidsinspectie.
2.4. De werknemer heeft Hilgers en APT Kurvers c.s. aansprakelijk gesteld, maar geen van hen heeft aansprakelijkheid erkend.
2.5. Overeenkomstig het daartoe ingediende verzoek van de werknemer is door de kantonrechter op 29 februari 2016 een voorlopige descente met een mondelinge behandeling gehouden. Tevens heeft een voorlopig getuigengehoor plaatsgevonden.
3. Het verzoek
3.1. De werknemer verzoekt de kantonrechter:
1. een verklaring voor recht te geven dat APT Kurvers c.s. en Hilgers hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele geleden en te lijden materiële en immateriële schade van de werknemer, zonder enige vorm van eigen schuld aan de zijde van de werknemer,
2. APT Kurvers c.s. en Hilgers te veroordelen in de kosten van deze procedure, deze kosten te begroten op € 9,081,45, te voldoen binnen 8 dagen na betekening van deze beschikking,
3. APT Kurvers c.s. en Hilgers te veroordelen tot het betalen van een voorschot op de totale schadevergoeding van
€ 50.000,= dan wel een in goede justitie te bepalen voorschot, te voldoen binnen 8 dagen na betekening van deze beschikking,
4. APT Kurvers en Hilgers te veroordelen in de kosten verband houdende met het lezen van de verweerschriften alsmede de reis(kosten) verband houdende met de zitting, te voldoen binnen 8 dagen na betekening van deze beschikking.
4. De beoordeling
4.1. Het verzoek strekt ertoe dat de kantonrechter zal beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen partijen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering als bedoeld in artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.2. APT Kurvers c.s. en Hilgers verzetten zich tegen inwilliging van het verzoek.
4.3. De werknemer stelt zich primair op het standpunt dat Hilgers en APT Kurvers aansprakelijk zijn voor de door de werknemer ten gevolge van het ongeval geleden en te lijden schade op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
4.4. Ingevolge het eerste lid van artikel 7:658 BW is de werkgever verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werk schade lijdt. De werkgever is ingevolge het tweede lid van deze bepaling jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid l genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Op grond van het vierde lid van artikel 7:658 BW is degene die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, overeenkomstig de voormelde leden eveneens aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. In het arrest Davelaar/Alspan, 23 maart 2012, ECLI:NL:HR2012:BV0616 zijn door de Hoge Raad criteria geformuleerd die bij de beoordeling van de aansprakelijkheid op grond van het vierde lid behoren te worden gehanteerd.
4.5. Uit de door partijen overgelegde stukken, waaronder in het bijzonder ook de stukken met betrekking tot de descente en de getuigenverhoren door de kantonrechter, blijkt het volgende ten aanzien van de feitelijke situatie in de bedrijfshal en omtrent de werkwijze.
4.6. De bedrijfshal is eigendom van APT Kurvers. In de ene helft van de bedrijfshal van APT Kurvers staan de machines waarmee de aluminiumprofielen worden geproduceerd. Vervolgens worden de profielen vervoerd naar de andere helft van de bedrijfshal. Die helft is opgedeeld in drie zones. In de eerste zone worden de profielen verpakt in kartonnen dozen. Daarna worden de dozen met lange karren naar zone 2 vervoerd, de overdrachtszone. Deze zone is met een geel hek optisch gescheiden van zone 3. Zone 3 is de opslagzone c.q. verlaadruimte. Met behulp van bovenloopkranen worden dozen uit zone 2 naar zone 3 verplaatst. Deze bovenloopkranen zijn eigendom van APT Kurvers. Vanuit zone 3 worden vrachtwagens met behulp van de bovenloopkranen geladen. In de hal werd door de directeur en leidinggevenden van APT Kurvers toezicht gehouden en in zone 3 werd (ook) toezicht gehouden door opzichters van Hilgers. De verlaad- en beladingswerkzaamheden in zone 3 waren op grond van een tussen APT Kurvers en Hilgers gesloten overeenkomst van 1 juli 2008 tot 1 april 2011 uitbesteed aan Hilgers. Voor en na die periode zijn die werkzaamheden verricht door personeel van APT Kurvers zelf. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat werknemers van Hilgers, waaronder de werknemer, wel eens uithielpen in zone 2. Door medewerkers van APT Kurvers werden voorts ook wel, indien zij de karren nodig hadden waarop de pakketten in zone 2 klaar stonden, eigenhandig de pakketten naar zone 3 verplaatst met behulp van de bovenloopkranen.
4.7. Zowel uit het rapport van de arbeidsinspectie als uit de getuigenverklaringen blijkt dat in zone 3 dusdanig veel stapels met pakketten lagen, dat de bewegingsruimte voor de werknemers in die zone te beperkt was. De pakketten lagen voorts te hoog opgestapeld. Hierdoor werd voor de medewerkers tevens het zicht ontnomen. Dit terwijl er tegelijkertijd met twee kranen in tegengestelde richting werd gewerkt, waarbij de pakketten boven de medewerkers hingen. APT Kurvers betwist niet dat deze situatie bij haar bekend was. Hierover is overleg gevoerd met Hilgers, maar de situatie werd niet opgelost. Zoals hierboven reeds weergegeven is door de Arbeidsinspectie vastgesteld dat de instructies die gericht waren op het veilig werken met de bovenloopkranen niet goed met de werknemers van Hilgers waren gecommuniceerd en dat de werkwijze zoals opgenomen in de instructie, die afkomstig was van APT Kurvers, in de praktijk niet gevolgd werd. De werknemer heeft verklaard dat hij de opleiding veilig werken nooit heeft gehad. Hilgers beschikte niet over een risico-inventarisatie en -evaluatie. De veiligheidsmiddelen zijn aan de werknemers van Hilgers deels door Hilgers verstrekt, maar deels ook door APT Kurvers ter beschikking gesteld. De bovenloopkranen waren niet veilig vanwege het ontbreken van uitlichtbeveiligingen, de remmen werkten niet altijd tijdig waardoor pakketten soms tegen elkaar botsten en er was onvoldoende mogelijkheid tot borging van de pakketten in de hijsbanden. Medewerkers moesten soms op de opgestapelde pakketten klimmen om de lussen onder de pakketten door te halen.
4.8. De werknemer was op de dag van het ongeval werkzaam in zone 3 en was daar bezig met zijn reguliere werkzaamheden. Uit het rapport van de Arbeidsinspectie en de getuigenverklaringen wordt voldoende aannemelijk dat het ongeval hem is overkomen door het gebrek aan voldoende veiligheidsmaatregelen. Onder meer door het ontbreken van voldoende borging zijn de pakketten los kunnen schieten. Ten gevolge van de opgestapelde pakketten die de bewegingsruimte beperkten, heeft de werknemer, die met de aan de kraan hangende pakketten moest meelopen, geen veilige afstand tot de pakketten kunnen houden en is hij niet tijdig kunnen wegkomen op het moment dat deze losschoten.
4.9. Gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden komt de kantonrechter tot het oordeel dat Hilgers als de formele werkgever van de werknemer niet voldoende zorg heeft in acht genomen om het ongeval te voorkomen. Op Hilgers rust(te) de plicht om de werknemer een veilige werkplek te geven. Nu de situatie op de werkplek heeft veroorzaakt dat de werknemer het bewuste ongeval is kunnen overkomen, is Hilgers dan ook op grond van artikel 7:658 eerste en tweede lid BW aansprakelijk voor de schade die de werknemer ten gevolge van dit ongeval lijdt.
4.10. Uit de hiervoor beschreven omstandigheden volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat APT Kurvers eveneens (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de schade die de werknemer ten gevolge van het ongeval lijdt. Deze aansprakelijkheid is gegrond op het vierde lid van artikel 7:658 BW. De werkzaamheden werden uitgevoerd in de hal van APT Kurvers en de werkzaamheden maakten onderdeel uit van het totale productieproces van APT Kurvers. APT Kurvers had kunnen voorkomen dat het ongeval plaatsvond.
De scheiding tussen zone 3 en de rest van de hal was slechts middels een hekje optisch aangebracht. Weliswaar had APT Kurvers de werkzaamheden uitbesteed aan Hilgers maar dat neemt niet weg dat zij daar haar invloed op had en dat zij de mogelijkheid had om deze werkzaamheden ook zelf weer te gaan uitvoeren, ook al zou dat wegens gebrek aan de benodigde ervaring noodzaken tot het overnemen van personeel of aantrekken van ervaren personeel. Zo zijn de bovenloopkranen waarmee werd gewerkt van APT Kurvers en door APT Kurvers ter beschikking gesteld aan Hilgers. APT Kurvers had daarom mede, naast Hilgers, de plicht om te zorgen dat deze bovenloopkranen veilig waren. Zij had er onder meer voor dienen te zorgen dat de vracht die met haar kranen dienden te worden gehesen voldoende geborgd kon worden, alsmede dat de verpakking van de profielen goed was aangebracht en niet los kon laten terwijl die in de kraan hing. Haar leidinggevenden hadden het overzicht over de gehele hal en hadden de mogelijkheid om er op toe te zien dat de veiligheidsvoorschriften werden nageleefd in haar hal, dat de door haar ter beschikking gestelde bovenloopkranen voldeden en dat er voldoende ruimte was in zone 3. Het feit dat de veiligheidsmiddelen van APT Kurvers ook voor de werknemers van Hilgers ter beschikking stonden, geeft ook wel beider betrokkenheid op het gebied van de veiligheid aan. APT Kurvers had invloed op de beschikbare ruimte in die zone en de hoeveelheid dozen die naar die zone werd verplaatst. Zij bepaalde immers het aantal vierkante meters dat beschikbaar werd gesteld aan Hilgers en zij bepaalde de omvang van de productie, alsmede de mogelijkheid voor Hilgers om bij het oplopen van de voorraad toch evenveel en op rendabele wijze vrachtwagens voor te laden. APT Kurvers werkt op order, maar werkt ook vooruit om haar productieproces optimaal te benutten. Voorts was Hilgers afhankelijk van het aantal bovenloop-kranen dat door APT Kurvers ter beschikking werd gesteld. Bij gebrek aan meer kranen kon ook niet meer verlaad worden, waardoor de stapels pakketten opliepen in zone 3. Tevens is gebleken dat de werknemers van APT Kurvers ook zelf dozen naar zone 3 verplaatsten als zij de karren waar deze op klaar lagen in zone 2 nodig hadden. Het gebrek aan ruimte door de hoeveelheid (te) hoog opgestapelde dozen in zone 3 is daarom ook aan APT Kurvers toe te rekenen. Hoewel de werkzaamheden waren uitbesteed, zijn de omstandigheden waaronder de werknemers van Hilgers werkten dan ook tevens haar verantwoordelijkheid. APT Kurvers heeft wel geconstateerd dat de situatie niet veilig was en heeft hierover overleg gepleegd met Hilgers, maar heeft het daarbij gelaten.
4.11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de verzochte verklaring voor recht dat APT Kurvers c.s. en Hilgers ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele geleden en te lijden materiële en immateriële schade van de werknemer worden toegewezen. De overige rechtsgronden die door de werknemer zijn aangedragen, behoeven daarom geen bespreking.
4.12. Noch uit de rapportage van de arbeidsinspectie noch uit de getuigenverklaringen is gebleken dat het arbeidsongeval (mede) is ontstaan door toedoen (lees: onvoorzichtig en/of onoordeelkundig handelen) van de werknemer. Van medeschuld van de werknemer bij het arbeidsongeval is derhalve niet gebleken. Ook dat onderdeel van de vordering moet worden toegewezen.
4.13. Ten aanzien van het verzochte voorschot wordt het volgende overwogen. De werknemer heeft bij het verzoekschrift een schadeberekening overgelegd. Het verlies aan arbeidsvermogensschade wordt daarin vooralsnog begroot op ruim € 50.000,= en mocht de werknemer niet slagen in het vinden van werk, dan wordt de schade begroot op € 365.000,=. De overige schadeposten zullen nog in kaart dienen te worden gebracht.
4.14. APT Kurvers c.s. betwist de uitgangspunten van het gevorderde bedrag, onder andere ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen, de vraag of de werknemer in dienst zou zijn gekomen bij APT Kurvers of in de WW terecht zou zijn gekomen, het percentage blijvende invaliditeit en de mate waarin daarbij tevens een verkeersongeval dat de werknemer in 2015 is overkomen van invloed is. Voorts achten zij het gevorderde bedrag buitensporig hoog en wijzen zij op het restitutierisico.
4.15. Vooropgesteld dient te worden dat de aard van de deelgeschilprocedure met zich brengt dat de deelgeschilrechter zoveel mogelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud oordeelt en dat dit voor het verzoek tot betaling van een voorschot betekent, dat in deze procedure met voldoende zekerheid vastgesteld moet kunnen worden dat de werknemer een aanspraak heeft op een schadevergoeding. De kantonrechter stelt vast dat de posten van het door de werknemer overgelegde schadeoverzicht nog nadere onderbouwing behoeven en deels nog niet vast staan. Op basis van het overgelegde rapport van de deskundige Haarsma kan echter worden ingeschat dat er zeker een verlies aan verdienvermogen zal zijn, ook als de werknemer zijn baan verloren zou hebben, nu de deskundige het percentage functionele invaliditeit van de werknemer ten aanzien van het letsel aan zijn been vaststelt op 19%. Vooralsnog ziet de kantonrechter in de door APT Kurvers en Hilgers tegen dit rapport aangedragen bezwaren geen aanleiding om aan te nemen dat dit rapport niet gevolgd kan worden. Van letsel – dat niet in de beoordeling zou zijn meegenomen door de deskundige – ten gevolge van het ongeval in 2015 is volgens de werknemer geen sprake en daarvan is ook niet gebleken. De liesbreuk houdt verband met de breuk van het schaambeen die bij het ongeval is oplopen. Voorts heeft de werknemer ter zitting verklaard dat hij al tot drie maal toe met een nieuwe baan heeft moeten stoppen omdat hij ten gevolge van zijn letsel niet lang kan staan. Voorts is de werknemer nog steeds in behandeling voor het letsel ten gevolge van het ongeval, waaronder ook de psychische gevolgen. Wat daar verder ook van zij, bij de nadere vaststelling van
– onder meer – de mate van verlies aan verdienvermogen ligt het voor de hand dat, met het rapport als uitgangspunt, nog nadere verzekeringsgeneeskundige expertise nodig is om de beperkingen van de werknemer vast te stellen en daarna mogelijk nog een arbeidsdeskundig onderzoek om de (arbeids)mogelijkheden van in kaart te brengen. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen en mede gelet op het restitutierisico aan de zijde van de werknemer komt de kantonrechter tot het oordeel dat een bedrag van
€ 9.000,= als voorschot op de materiële schade en van € 1.000,= als voorschot op de immateriële schade op dit moment redelijk kan worden geacht.
4.16. APT Kurvers c.s. heeft eveneens verweer gevoerd ten aanzien van het aantal uren dat de raadsman van de werknemer heeft besteed aan het opstellen van het verzoekschrift en ten aanzien van diens uurtarief. Ten aanzien van het door mr. Schoemaker gehanteerde uurtarief van € 245,= p/u exclusief kantoorkosten en BTW is de kantonrechter van oordeel dat dit tarief niet ongebruikelijk is in letselschadezaken zoals de onderhavige.
Uit de overgelegde specificatie blijkt dat de raadsman van de werknemer 29,9 uren heeft besteed aan het opstellen van het verzoekschrift. In aanmerking nemende de expertise die bij de raadsman aanwezig mag worden verondersteld en zijn bekendheid met het dossier en de aard van het geschil, komt dat aantal uren de kantonrechter buitenproportioneel voor. De kantonrechter ziet, gelet op de beperkte complexiteit van het deelgeschil, dan ook aanleiding om het aantal uren dat gemoeid is met het opstellen van dit verzoekschrift te matigen en vast te stellen op 15 uren voor het opstellen van het verzoekschrift en 9 uur voor bestudering en onderzoek. Samen met de aan de mondelinge behandeling bestede tijd, inclusief reistijd, van 7 uren, komt de in redelijkheid door de raadsman van de werknemer aan het deelgeschil bestede tijd daarmee op 31 uren. Om die reden worden de in dit deelgeschil gemaakte kosten, inclusief € 455,70 bureaukosten, vermeerderd met € 1.690,65 BTW en € 78,= griffierecht, begroot op € 9.819,35
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1. verklaart voor recht dat APT Kurvers c.s. en Hilgers ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele geleden en te lijden materiële en immateriële schade van de werknemer ten gevolge van het bedrijfsongeval en dat daarbij geen sprake is van eigen schuld aan de zijde van de werknemer.
5.2. veroordeelt APT Kurvers c.s en Hilgers hoofdelijk tot betaling aan de werknemer van een voorschotbedrag van € 9.000,= ter zake de materiële schade en van € 1.000,= ter zake de immateriële schade,
5.3. veroordeelt APT Kurvers c.s en Hilgers hoofdelijk tot betaling van de proceskosten die tot op heden aan de zijde van de werknemer zijn begroot op een bedrag van € 9.819,35,
5.4. wijst het meer of anders verzochte af.
Instantie | Kantonrechter Rechtbank Limburg zp Roermond |
---|---|
Datum uitspraak | 02-06-2017 |
Publicatie | JAR 2017/157 (Sdu Jurisprudentie Arbeidsrecht), aflevering 9, 2017 |
ECLI | ECLI:NL:RBLIM:2017:5212 |
Zaaknummer | 5992333/OV/17-30 |
Overige publicaties |
|
Rechtsgebied | Arbeidsrecht |
Rechters |
|
Partijen | De werknemer te (...), verzoeker, advocaat: mr. R. Schoemaker te ’s-Gravenhage tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid APT Kurvers BV te Roermond, verweerster, advocaat: mr. A.A.M. Zeeman te Voorburg, 2. de rechtspersoon naar Iers recht Zurich Insurance PLC te Den Haag, verweerster, advocaat: mr. A.A.M. Zeeman te Voorburg, 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hilgers Transport BV te Herkenbosch, verweerster, advocaat: mr. E.H.J.M. Dohmen te Roermond. Partijen zullen hierna de werknemer, APT Kurvers – en in samenhang met haar verzekeraar Zurich Insurance PLC als APT Kurvers c.s. – en Hilgers genoemd worden. |
Regelgeving |
|