Machtiging van de kantonrechter ex artikel 1:345 BW; een hard vereiste?
Samenvatting
Artikel 1:345 BW ziet op uitzonderingen op de (veronderstelde) handelingsbekwaamheid van een minderjarige en de bevoegdheid van een bewindvoerende ouder. In de uitspraak van Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, van 21 mei 2008 (LJN BD3238) staat de vraag centraal of voor het aangaan van een effectenleaseovereenkomst toestemming is vereist en voorts of de termijn voor vernietiging van de overeenkomst als bedoeld in artikel 3:52 BW in casu verstreken was. Verder overweegt de kantonrechter dat de grondslag voor het beroep tot vernietiging van een rechtshandeling bepaalt wat het aanvangsmoment van de verjaringstermijn is.
Tekst
1. De casus
Een moeder heeft op naam van haar op dat moment minderjarige zoon (door tussenkomst van een adviesbureau, waarvan de rol in dit artikel verder buiten beschouwing zal worden gelaten), drie leaseovereenkomsten ondertekend met als wederpartij Bank Labouchere NV. Voorafgaand aan de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomsten (hierna ook: leaseovereenkomsten) is geen toestemming van de kantonrechter gevraagd (en verkregen) als bedoeld in artikel 1:345 BW. De moeder heeft ter zake van de leaseovereenkomsten bij vooruitbetaling enkele termijnen voldaan.
Bij beëindiging van de leaseovereenkomsten blijken de resultaten van het aandelenpakket negatief te zijn. De rechtsopvolger van Bank Labouchere NV, Dexia Bank, heeft de eindafrekeningen opgesteld, die vervolgens niet door de zoon dan wel zijn moeder zijn voldaan.
Gelet op de essentie van de uitspraak heb ik ervoor gekozen in dit artikel aandacht te besteden aan de volgende grondslagen van de vordering, aangevuld met de door Dexia gevoerde verweren. De zoon, die inmiddels meerderjarig is, heeft de nietigheid van de leaseovereenkomsten ingeroepen, althans op grond van…