Ongerief rond de hersteleis van art. 19 lid 1 WBR
Deel I De hersteleis in het algemeen
A De eis van herstel in de oude toestand van art. 19 Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) en het civiele recht.
Art. 19 WBR kent teruggave van overdrachtsbelasting in geval van ontbindende voorwaarde, vernietiging en ontbinding wegens niet-nakoming en stelt de eis van feitelijk en juridisch herstel. Het is (zo wordt de eis ook door de rechter opgevat) een open norm waarop de justitiabele dikwijls geen peil kan trekken. Juridisch herstel houdt ook feitelijk herstel in, die niet moet kunnen botsen met de neveneis van feitelijk herstel zoals door de wet voorgeschreven, vooral nu deze bepaald niet duidelijk is. Hierbij komt nog dat de staatssecretaris in zijn besluit van 3 mei 20051 civielrechtelijke beschouwingen ten beste geeft, waarin de beoefenaar van burgerlijk recht zich in het geheel niet kan herkennen. Zo leest de staatssecretaris Asser-Hartkamp2 (citerend uit voorheen deel 4-I, 2004) op een volkomen van de heersende leer afwijkende wijze.
Schrijvers dezes trachten in hun bijdrage de materie rond art. 19 WBR in de eerste plaats civielrechtelijk in kaart te brengen, hetgeen geboden is omdat op dit terrein het fiscale recht het burgerlijk recht van oudsher volgt. De fiscale rechtspraak zal daarbij ook alle aandacht krijgen.
Onze bijdrage heeft drie delen: deel I heeft betrekking op teruggave in het algemeen; deel II dezelfde problematiek maar dan meer specifiek toegepast op gevallen van sale and leaseback; in deel III wordt nader ingegaan op het arrest van de monumenten-BV3 omdat dit laat zien hoe de hersteleis staat voor onduidelijkheid en rechtsonzekerheid.
…