Naar de inhoud

Ontslagen medewerkers B3-stichting claimen werkloosheidsuitkering en passende functie bij subsidiegever

Twee medewerkers van een B3-stichting claimen, na faillissement van die stichting, een werkloosheidsuitkering en een passende functie bij de subsidiegever. Ofschoon de medewerkers geen ambtenaar zijn in de zin van de Ambtenarenwet, acht de Centrale Raad van Beroep (Raad) zich niettemin bevoegd over hun beroepen te oordelen. Het oordeel van de Raad heeft echter voor hen niet het gewenste resultaat.

Een door de provincie Overijssel gesubsidieerde stichting gaat op 4 december 2012 failliet. De curator van de stichting beëindigt de arbeidsovereenkomsten tussen de medewerkers en de stichting. De provincie beëindigt de subsidie per 1 januari 2013.

Twee medewerkers van de stichting geven aan het college van Gedeputeerde Staten (college) in afzonderlijke brieven van 26 november 2012 te kennen dat zij de laatste twee medewerkers zijn voor wie de stichting een zogeheten B3-status had. Op grond daarvan zijn zij, hoewel geen ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet (AW), ambtenaar in de zin van de voormalige Algemeen burgerlijke pensioenwet (ABP-wet). Zij stellen dat de primaire arbeidsvoorwaarden van hoofdstuk H van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP), voor de B3-medewerkers neergelegd in het de stichting Arbeidsreglement A, op hen van toepassing zijn. Dit betekent volgens betrokkenen dat zij zijn ondergebracht bij de provinciale wachtgeldregeling (inmiddels uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) en bovenwettelijke werkloosheidsuitkering). Zij menen dat het college zijn verantwoordelijkheid voor de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering moet nemen en vragen het college, als eigenrisicodrager voor de WW en de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering, hen een provinciale bovenwettelijke uitkering toe te kennen of hen een passende functie bij de provincie aan te bieden.

Besluit college…