Naar de inhoud

Overgangsrecht Flex-BV en Wet bestuur en toezicht (2012.25.2007)

In het WPNR-Themanummer over de aanstaande invoering van de Flex-BV en de Wet bestuur en toezicht is een uitvoerig artikel van Schoonbrood over het overgangsrecht opgenomen. Onderscheid kan worden gemaakt tussen enerzijds de algemene regels van de Overgangswet NBW – art. 68a (onmiddellijke werking), art. 69 (geen wijziging in bestaande rechten), art. 71 (verwijzing naar oude wet wordt bij fictie verwijzing naar nieuwe wet), art. 74 (invloed op gerechtelijke procedures) en art. 79, 80 en 81 (nulliteiten) – en anderzijds de specifieke overgangsbepalingen in de Invoeringswet. 

Art. V.2.van de Invoeringswet bevat zeven leden met specifieke overgangsbepalingen voor de Flex-BV:

  • Lid 1: Houders van met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten kunnen de vennootschap verzoeken hen als vergadergerechtigden in te schrijven. 
  • Lid 6 heeft tot gevolg dat bij een eerstvolgende statutenwijziging de volgende punten moeten worden gecontroleerd: 
    1) Zijn er certificaten voor inwerkintreding van de nieuwe wet uitgegeven? Zo ja, dan door naar: 
    2). Moeten aan de certificaathouders vergaderrechten worden toegekend door opneming in het aandeelhoudersregister? Zo ja, door naar: 
    3). Als in de statuten nog geen vergaderrecht aan de certificaten is verbonden, moet dat alsnog gebeuren. 
  • Lid 5: De nieuwe termijn van oproeping voor de ava (8 dagen in plaats van 15 dagen) geldt voor alle vergaderingen die na inwerkingtreding van de nieuwe wet worden gehouden. 
  • Lid 7: Bij de eerstvolgende statutenwijziging na inwerkingtreding van de nieuwe wet dienen de statuten in overeenstemming te worden gebracht met art. 252 lid 4 BW (een regeling voor belet en ontstentenis dient ook voor commissarissen te worden opgenomen).

In art. IV is een overgangsrechtelijke regel opgenomen in verband met het veranderde karakter van het tegenstrijdig belang: onder het oude recht had tegenstrijdig belang externe werking, onder het nieuwe recht alleen interne werking. 

In art. VI is bepaald dat de limitering voor bestuurs- en toezichtfuncties bij grote BV’s, NV’s en stichtingen niet geldt voor benoemingen die hebben plaats gehad voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet. 
De artikelen 2:166, 276 en 391 lid 7 BW vervallen per 1 januari 2016; de genoemde artikelen hebben betrekking op een evenwichtige verdeling van de zetels van het bestuur en de rvc bij de grote NV en BV (ten minste 30 % bezet door vrouwen en ten minste 30 % door mannen). De wetgever laat het aan het in 2016 zittende kabinet over of er aanleiding is voor verlenging. 

J.D.M. Schoonbrood, WPNR 2012/6933 p.423 (KdL)

Wetgeving










Jurisprudentie
Officiële publicaties
Europese regelgeving
Soort nieuwsWetgeving
Publicatiedatum21-06-2012
Nummer2012/0467