Naar de inhoud

Pand privé houden bij inbreng of overdracht?

Samenvatting

Bij een fiscaal geruisloze inbreng van een onderneming in een BV op de voet van artikel 18 Wet IB moet op basis van de eerste standaardvoorwaarde de gehele onderneming worden ingebracht.

De Hoge Raad heeft bepaald dat de belastingdienst bij de toepassing van deze voorwaarde niet mag eisen dat het ondernemingsvermogen ook juridisch wordt geleverd, een economische inbreng in de BV volstaat. Bovendien heeft de Hoge Raad beslist dat in geval van een ruisende overdracht (van een gedeelte) van een onderneming, de stakingsvrijstelling van artikel 8 Wet IB ook geldt voor het vermogen dat bij de overdracht overgaat naar het privé-vermogen van de overdragende ondernemer.

Tekst

De Hoge Raad heeft drie beslissingen genomen over het niet meeleveren c.q. privé houden van de (juridische) eigendom van het bedrijfspand bij de inbreng of overdracht van een onderneming. Ze zijn gedrieën op één en dezelfde datum uitgesproken. Op het eerste gezicht staan ze los van elkaar, op het tweede gezicht niet.

Het eerste arrest gaat over de fiscaal geruisloze inbreng van een eenmanszaak in een BV. De fiscus heeft bij de toepassing van artikel 18 Wet IB altijd geëist dat zowel de juridische als de economische eigendom van het gehele ondernemingsvermogen wordt ingebracht. Dat mag niet meer, en heeft ook nooit gemogen, want volgens de Hoge Raad kan worden volstaan met de inbreng van de economische eigendom.

De twee andere arresten gaan over de (in casu gedeeltelijke) overdracht van een eenmanszaak binnen de familie. Bij een fiscaal geruisloze overdracht van de gehele onderneming is het vaak de vraag of, en in hoeverre, de overdrager ondernemingsvermogen zoals bijvoorbeeld het bedrijfspand…