Premie voor AOV, betaald aan Duitse verzekeraar, aftrekbaar
Samenvatting
Belanghebbende is een medisch specialist, woont en werkt in Nederland en betaalt premie aan een Duitse verzekeringsmaatschappij voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De Duitse verzekeraar is in Nederland niet toegelaten als een aanbieder, bedoeld in art. 3.126, lid 1, onderdeel d, Wet IB 2001. De inspecteur weigert aftrek van de premie en beroept zich voor zijn standpunt onder meer op HvJ EG 30 januari 2007, zaak C-150/04 (Commissie/Denemarken), NTFR 2007/261. Anders dan in die procedure heeft de Europese Commissie geen inbreukprocedure gestart tegen Nederland. De inspecteur leidt hieruit af dat de Nederlandse regelgeving op dit punt in overeenstemming is met het EG-recht.
Het hof is het, evenals eerder Rechtbank Breda (NTFR 2008/808), niet met de inspecteur eens. Als er sprake is van een beperking van premieaftrek is dat een belemmering voor de vrije dienstverlening binnen Europa. Het hof acht de eis van aanwijzing van art. 3.126 Wet IB 2001 een niet te rechtvaardigen belemmering en disproportioneel.
(Hoger beroep ongegrond.)
Feiten
De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
2.1. Belanghebbende woont in Nederland en is werkzaam als zelfstandig medisch specialist in Nederland.
2.2. Belanghebbende heeft naast een gemaximeerde Nederlandse arbeidsongeschiktheidsverzekering, per 1 augustus 2002, voor de duur van 20 jaar, een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: de AO-verzekering) afgesloten bij in Duitsland gevestigde A (hierna: de Duitse verzekeraar). De premie voor de AO-verzekering bedraagt…