Privaatrecht Actueel
Dividend, decharge & disculpatie Reactie op “Dividend en decharge” van mw. mr. J.E. Brink-van der Meer, prof. mr. J.B. Huizink en mr. P.A. Ledeboer in WPNR (2011) 6874
1. Inleiding
In WPNR 2011/6874 staan Brink-van der Meer, Huizink en Ledeboer (hierna: “auteurs”) kort stil bij de regeling inzake dividenduitkeringen zoals voorgesteld in het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering van het BV-recht.2 De auteurs gaan in het bijzonder in op de door het wetsvoorstel geïntroduceerde goedkeuringsbevoegdheid voor bestuurders bij uitkeringen, de daarmee gepaard gaande aansprakelijkheidsregeling en de gevolgen voor deze aansprakelijkheid van een eventuele decharge. Hierna maak ik enkele, ook kritische, kanttekeningen bij hun betoog, omdat de schrijvers mijns inziens een aantal relevante aspecten on(der-)belicht laten. Vervolgens ga ik in op een ander onderdeel van de voorgestelde regeling dat de aansprakelijkheid van bestuurders vanwege ongeoorloofde uitkeringen beperkt: de disculpatiemogelijkheid.
2. De wenselijkheid van een goedkeuringsbevoegdheid bij uitkeringen
Het wetsvoorstel introduceert in art. 2:216 BW een goedkeuringsbevoegdheid voor bestuurders ten aanzien van de uitkering van dividend, waartoe de algemene vergadering heeft besloten.4 Bestuurders zullen moeten nagaan of de vennootschap na uitkering zal kunnen voortgaan met de betaling van haar opeisbare schulden en bij een negatief luidend antwoord op deze vraag hun goedkeuring aan de uitkering moeten onthouden. Verlenen zij goedkeuring aan de uitkering in de (al dan niet geobjectiveerde) wetenschap dat de vennootschap daarna niet kan voortgaan met de betaling van haar opeisbare schulden, dan zijn de bestuurders op grond…