Proefschrift: Natrekking door onroerende zaken
Twee stellingen
P.J. van der Plank, Natrekking door onroerende zaken
Promotor: prof. mr. S.E. Bartels
Het proefschrift is verdedigd aan de Radboud Universiteit Nijmegen op 2 september 2016
Inleiding
Worden zonnepanelen nagetrokken door het huis waarop zij zijn geplaatst? Is een containerwoning een onroerende zaak, zodat hierop een recht van hypotheek gevestigd kan worden? Staat de jurisprudentie met betrekking tot drijvende woningen in de weg aan de ontwikkeling van drijvend bouwen op grote(re) schaal? Hoe wordt de omvang van een net in de zin van art. 5:20 lid 2 BW bepaald? Indien ik als eigenaar van een stuk grond het naastgelegen stuk grond in eigendom verkrijg, vindt er dan natrekking plaats, in die zin dat het één eigendomsrecht wordt? Is het nodig een opstalrecht te vestigen om natrekking van een antenne die geplaatst is op een gebouw te voorkomen? Waarop ziet de indirecte vereniging van art. 3:3 lid 1 jo 5:20 lid 1 sub e BW? Wat is de ratio achter het in art. 5:3 BW neergelegde eenheidsbeginsel? Is het mogelijk een beperkt recht te hebben op een gedeelte van een onroerende zaak?
Dit is slechts een greep uit de vragen die opgeworpen en beantwoord worden in mijn proefschrift: “Natrekking door onroerende zaken”, dat ik op 2 september 2016 verdedigde aan de Radboud Universiteit Nijmegen.1
Stelling
De conclusie van het proefschrift luidt dat de verkeersopvatting als leidend criterium geldt voor de vraag of een zaak nagetrokken wordt door een onroerende zaak. Dit zal aan de hand van de volgende twee stellingen toegelicht worden:
…