Naar de inhoud

Rangwisseling pandrecht door eigenlijke achterstelling

Inleiding

De rangorde van de rechten van pand en van hypotheek op een goed wordt bepaald door de volgorde waarin zij zijn gevestigd (prior tempore-beginsel).1 Het kan echter voorkomen dat de volgorde van vestiging niet (meer) overeenkomt met hetgeen betrokken partijen wenselijk achten. De wet biedt voor hypotheek expliciet de mogelijkheid om de rangorde daarvan te wijzigen, door bij notariële akte te bepalen dat een hypotheek ten aanzien van een of meer andere hypotheken op hetzelfde registergoed een hogere rang neemt dan haar blijkens het tijdstip van inschrijving toekomt. Hetzelfde kan voor hypotheek en een ander beperkt recht op hetzelfde registergoed ten aanzien van elkaar worden bepaald. Steeds is vereist dat de andere hypotheekhouders en beperkt gerechtigden die vóór die rangverhoging hoger gerangschikt waren, daarmee instemmen.2

De wet bevat geen dienovereenkomstige bepaling voor pandrecht. Faber en Vermunt hebben verdedigd dat er geen goede reden is om voor pandrecht niet hetzelfde aan te nemen als hetgeen geldt voor hypotheek en zij zien het ontbreken van een expliciete wettelijke basis daartoe niet als een belemmering. Zij menen dat ook pandrechten van rang kunnen wisselen, door instemming van de daarbij betrokken pandhouders en de pandgever.3 Met als voornaamste argument dat pand in de kern een zelfde type recht is als hypotheek neemt ook Pitlo, Reehuis-Heisterkamp aan dat dergelijke rangwijziging tussen pandhouders mogelijk is op dezelfde voet als de wet dat heeft geregeld voor hypotheek.4 Ook Kleyn heeft betoogd dat de mogelijkheid van rangwisseling van pandrechten theoretisch erg voor de hand ligt.5 Volledige zekerheid hierover bestaat echter niet en het gesloten stelsel van ons goederenrechtelijk systeem zou als belemmering kunnen worden gezien voor…