Naar de inhoud

Rechtbank niet bevoegd voor handhaving Wet bodembescherming

Bevoegde rechter

ECLI:NL:RVS:2013:78

Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

20 juni 2013

201304380/1/A1 en 201304380/2/A1

Loeb

Bevoegde rechter. Handhavingsactie.

[Art. 20.1 Wm]

Bij besluit van 20 september 2011 heeft het college appellanten gelast het puin en de opslag van betonblokken van een perceel te Kootwijkerbroek te verwijderen en verwijderd te houden, vijf bomen op dat perceel te herplanten en de bebouwing bij en over het zwembad, alsmede de carport op het perceel geheel te verwijderen en verwijderd te houden. Op 2 februari 2012 heeft het tot invordering van de verbeurde dwangsom, voor zover deze betrekking heeft op de aanwezigheid van puin en betonblokken, besloten.

Het college heeft besloten tot handhavend optreden tegen de opslag en/of voorgenomen toepassing van het puin op het perceel. Volgens hem is deze opslag en toepassing in strijd met artikel 28, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit, artikel 10.2, eerste lid van de Wet milieubeheer en artikel 13 van de Wet Bodembescherming. Nu het hier gaat om handhaving van de Wet bodembescherming en het daarop gebaseerde Besluit bodemkwaliteit, staat ingevolge artikel 20.1, eerste en derde lid, van de Wet milieubeheer, daartegen beroep bij de Afdeling open. De rechtbank was derhalve niet bevoegd op het door appellanten bij haar ingestelde beroep te beslissen, voor zover dat was gericht tegen de last inzake de opslag en/of de voorgenomen toepassing van het puin op het perceel en evenmin op het beroep tegen het besluit van 2 februari 2012, tot invordering…