Registratie van pandrecht in 1992
Enkele overwegingen over de gevolgen van de invoering van het Nieuw BW op het vestigen van (stil) pandrecht leidend tot een procedurevoorstel.
Op 1 januari 1992 zal opnieuw een belangrijk onderdeel van het Nieuw BW in werking treden.
Langzaamaan is de praktijk voorbereid op de effecten van de nieuwe regelgeving. Een van de ingrijpende wijzigingen in het goederenrecht wordt veroorzaakt door artikel 3:84 lid 3 Nieuw BW. Deze bepaling maakt een definitief einde aan het omstreden juridische fenomeen van fiducia als titel van overdracht van zaken of rechten (goederen).
De overdracht van goederen tot zekerheid voor de nakoming van verbintenissen zal juridisch niet meer het gewenste effect opleveren. Als alternatief biedt de wetgever twee mogelijkheden, te weten: pandrecht op roerende zaken c.q. toondervorderingen, bezitloos pandrecht (artikel 3:237) en pandrecht op vorderingen op naam, stil pandrecht (artikel 3:239).
Artikel 86 Overgangswet NBW bepaalt dat op 1 januari 1992 alle bestaande rechtsverhoudingen die zijn gebaseerd op fiduciaire eigendomsoverdrachten en cessies van rechtswege worden geconverteerd in openbaar c.q. bezitloos c.q. stil pandrecht (onmiddellijke werking artikel 68a Ow NBW).
Na 1 januari 1992 geldt als constitutief vereiste dat het bezitloze of stille pandrecht wordt gevestigd bij authentieke of geregistreerde onderhandse akte. In de redactie van de artikelen 3:237 lid 1 en 239 lid 1 NBW vallen drie onderdelen op:
1. het voorzetsel 'bij';
2. de gelijkstelling van de authentieke akte met de onderhandse akte voor zover het de vestigingshandeling betreft;
3. het ontbreken van een definitie van het begrip registratie.
ad 1. Pandrecht…