Naar de inhoud

Rente op de waarborgsom, moet je die vergoeden?

Jaren geleden schafte woningcorporatie Beter Wonen het bedingen van een waarborgsom af. Dat bedrag hebben we toen aan elke huurder terugbetaald. Met wie een huurschuld had, hebben we die som verrekend. Onlangs liepen we echter opnieuw tegen dat onderwerp aan, omdat een toekomstige fusiepartner een andere beleidshistorie had. In het overleg met huurdersorganisaties rezen toen opnieuw klassieke vragen: Wat is een waarborgsom eigenlijk? Hoe hoog mag een waarborgsom zijn? Enne … is een verhuurder verplicht op een waarborgsom rente te vergoeden?

Medio november 2010 publiceerde Aedes, vereniging van woningcorporaties in Nederland, ietwat vernieuwde modellen voor verschillende huur- en andere gebruiksovereenkomsten (zie www.aedesnet.nl). In die modelhuurovereenkomst voor zelfstandige woonruimte vind je niets meer over een waarborgsom. Steeds meer corporaties hebben het bedingen daarvan in de loop van de jaren afgeschaft. In de praktijk bleek men zelden een beroep op de waarborgsom te doen. En wanneer dat bij uitzondering wel nodig was, schoot de waarborgsom tekort. Intussen gaf de waarborgsom wel aanleiding tot vragen en administratief gedoe. Vandaar.

Besloot een verhuurder voortaan geen waarborgsom meer te bedingen, dan besloot hij doorgaans meteen in het verleden betaalde waarborgsommen terug te betalen. Maar … het kan zijn dat je nog oude contractanten tegenkomt, ten aanzien van wie blijkt dat zij ooit een waarborgsom hebben betaald, die nog niet is terugbetaald. Bij het einde van de huur kan je die som dan verrekenen met hetgeen op dat moment nog openstaat, wegens schade aan het gehuurde of wegens huurachterstand. Want meestal is de waarborgsom door een huurder aan een verhuurder voor dat doel betaald bij het begin van een huur. We hebben het dus over een garantiebedrag voor een wel omschreven doel.

Tenzij dat uitdrukkelijk is overeengekomen, behoef je over zo'n waarborgsom geen rente te ver-goeden. Zo'n verplichting volgt evenmin uit een wettelijk voorschrift, uit de jurisprudentie of uit andere bron. Dat heeft de Hoge Raad in 1988 al beslist (HR 16 december 1998, NJ 1989, 433 Dela/Looren De Jong). In die casus beriep een huurder zich op het toenmalige artikel 6 Huurprijzenwet woonruimte, thans artikel 7:264 Burgerlijk Wetboek. Het eerste lid van deze bepaling luidt: “Elk in verband met de totstandkoming van een huurovereenkomst betreffende woonruimte gemaakt beding, niet de huurprijs betreffende, voor zover daarbij ten behoeve van een der partijen een niet redelijk voordeel wordt overeengekomen, is nietig.” De Hoge Raad besliste destijds dat niet iedere afspraak die enig voordeel oplevert nietig is, doch slechts die afspraken die een niet redelijk voordeel opleveren.

Deze uitspraak met een hoog “open deur”-gehalte geldt ook voor het niet vergoeden van rente over een waarborgsom. Slechts onder…