Roerende zaken in het internationaal privaatrecht
Kritische beschouwingen over het wetsontwerp voor een ‘Wet conflictrecht goederenrecht’ (II, slot)
Het in 1998 gepubliceerde “Ontwerp Staatscommissie IPR voor Wet conflictenrecht goederenrecht” heeft geleid tot het wetsontwerp 30 876 voor een “Regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal overdraagbare effecten (Wet conflictenrecht goederenrecht)”. In het tweede deel van mijn bijdrage over het wetsontwerp zullen twee bijzondere onderwerpen aan bod komen: de aanknoping van ‘hybride’ rechtsfiguren (eigendomsvoorbehoud, ontbinding, reclamerecht en recht van retentie) en het zakenrechtelijk ‘conflit mobile’.
5. ‘Hybride’ rechtsfiguren
a. Lex contractus of lex rei sitae?
Er zijn verscheidene rechtsfiguren waarvan gezegd kan worden dat zij zich op het grensvlak van het verbintenissenrecht en het goederenrecht bevinden. Hierbij kan men denken aan het eigendomsvoorbehoud, de zakelijke werking van ontbinding en vernietiging, het recht van reclame en het recht van retentie. Bij al deze rechtsfiguren rijst de vraag hoe precies de respectieve domeinen van de lex contractus en de lex rei sitae ten opzichte van elkaar dienen te worden afgebakend.
In de Nederlandse literatuur is het vooral Schultsz die het belang van verwijzing naar de wet van ligging van alle goederenrechtelijke (eigendomsvoorbehoud, recht van reclame) en verwante rechten (retentierecht) heeft benadrukt.2 In de WCG worden deze rechten dan ook aangeknoopt aan de wet van ligging, met een belangrijke uitzondering: het retentierecht (art. 4 WCG).
In het arrest Leyland Daf/de Rooij en Edcrest formuleerde de Hoge Raad een verwijzingsregel voor het retentierecht, die is ontleend aan art. 4 WCG.…