Naar de inhoud

Royement in overgangstijd

Na de bijdragen van Soons en Middendorf over het royement naar Nieuw Bw en de Kadasterwet, nu een meer feitelijk probleem dat zich in het kader van de overgang van oud naar nieuw zal voordoen.

De effectuering van de doorhaling van een hypotheek zal in het nieuwe jaar moeten geschieden op de wijze als bepaald in artikel 3:274. Namens de schuldeiser zal in de akte van royement moeten worden verklaard dat de hypotheek is vervallen.

Het NBW en de Kadasterwet hebben per 1 januari directe werking. De hypotheekbewaarder kan niet anders royeren dan uitsluitend op basis van het nieuwe recht. Dit kan als consequentie hebben dat een akte van royement, opgemaakt op basis van royementsvolmachten die voldoen aan de eisen van het huidige recht maar niet aan die van het komende, vanaf 1 januari door de hypotheekbewaarder zal worden geweigerd. Het nieuwe recht eist expliciet de vervallenverklaring; in een verklaring van de schuldeiser dat de hypotheek is vervallen, is in de huidige systematiek niet voorzien. Het is een gegeven dat tussen het tijdstip van tenietgaan van de hypotheek en het tijdstip van toepassing van het royement vaak enige tijd verloopt. De financieringsinstellingen zijn niet altijd even snel met het retourneren van de volmachten, het notariskantoor zal om reden van efficiency een paar volmachten willen opsparen alvorens de royementsakte te laten passeren.

Hier is een probleem dat om een praktische oplossing vraagt. Het ligt voor de hand in de royementsvolmachten reeds nu de mogelijkheid op te nemen dat het royement eerst in 1992 zal worden toegepast.

Waarom aan de bestaande royementsvolmacht niet toe te voegen een zin als:

De ondergetekende, schuldeiser, geeft tevens machtiging…