Naar de inhoud

Samenlevingscontract met verblijvingsbeding; kansovereenkomst en geen gift

Samenvatting

Besproken wordt het arrest van de Hoge Raad van 7 februari 1997,RvdW 1997, 39 over een samenlevingscontract metverblijvingsbeding. Het Hof had beslist dat het contract eenkanscontract was, waartegen in cassatie niet werd opgekomen. Desondanks merkte het Hof de bevoordeling wel als gift aan voor de toepassing van de legitieme bepalingen.

De Hoge Raad is het met deze conclusie niet eens: àls het een kanscontract is, is er geen sprake van een bevoordelingsbedoeling en dus niet van een gift. Door de Hoge Raad is geen uitspraak gedaan over de vraag of op een samenlevingsovereenkomst met verblijvingsbeding tussen partijen die ongeveer gelijke levens- en stervenskans hebben, alle wettelijke bepalingen met betrekking tot giften niet van toepassing zijn.

Tekst

H is op 15 juli 1980 overleden. Ten tijde van haar overlijden woonde zij met haar kinderen uit een eerder huwelijk samen met W. Bij notariële akte hebben H en W een regeling getroffen voor de vermogensrechtelijke gevolgen van het tussen hen bestaande samenlevingsverband. Daarin is een verblijvingsbeding opgenomen luidende:

‘Indien de samenleving wordt verbroken door het overlijden van één der partijen, zullen alle aan partijen gemeenschappelijk in eigendom toebehorende zaken voor het geheel in eigendom verblijven aan de langstlevende, onder verplichting voor laatstgenoemde om alle dan bestaande gemeenschappelijke schulden (waaronder begrepen hypothecaire schulden, waarmede het sub A 1 omschreven onroerend goed is belast met de daarvoor ver-schuldigde rente, evenals de begrafeniskosten van de eerststervende), geheel voor zijn of haar rekening te nemen en te voldoen, een en ander zonder dat enige verdere vergoeding of verrekening zal plaats hebben. De hypotheekschuld bedraagt thans ƒ 57.000, waarvan een…