Sign. - Inroepen pauliana na verklaring derdenbeslag kan buitengerechtelijk
In een verklaringsprocedure (betwisting verklaring) stelt de derde dat - nu hij paulianeus handelen betwist - dit in rechte moet worden vastgesteld. De rechtbank verwerpt dit verweer met een uitvoerige verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van boek 3 BW. De derde (B) heeft betoogd dat deze buitengerechtelijke vernietiging geen doel treft, nu in de onderhavige procedure waarbij B Vastgoed BV en B Investments geen partij zijn, de buitengerechtelijke vernietiging niet kan worden uitgesproken. Omdat die vordering niet aan haar is voorgelegd en de vernietiging wordt betwist, kan de rechtbank in deze procedure niet vaststellen dat de rechtshandelingen zijn vernietigd, aldus B. Deze gedachtegang berust op een onjuiste rechtsopvatting. Noch de tekst van artikel 3:51 BW, noch het stelsel van de artikelen 3:49–51 BW, noch ook de parlementaire geschiedenis van deze bepalingen geeft aanleiding voor de opvatting dat artikel 3:51 BW in een geval als hier aan de orde een afzonderlijke, bij dagvaarding in te leiden procedure eist. De regel van artikel 3:51 lid 1 BW, bepalende dat een rechterlijke uitspraak een rechtshandeling vernietigt doordat daarin een beroep in rechte op een vernietigingsgrond wordt aanvaard, stelt aan dit beroep in rechte geen nadere eisen, in het bijzonder niet de eis van een bij dagvaarding in te stellen rechtsvordering. Een overigens vormloos beroep, gedaan in het kader van het debat van partijen in een aanhangig geding, is voldoende (Parl. Gesch. Boek 3, p. 226, Parl. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1156), zoals ook strookt met de…