Studievoortgangsgesprek en bindend studieadvies
Naar aanleiding van het Kamerdebat over het wetsvoorstel Vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht heeft de minister in een brief aan de Kamer haar visie gegeven op het studievoortgangsgesprek en het bindend studieadvies. Zij ziet het studievoortgangsgesprek als een zorgvuldig evaluatiemoment in het eerste jaar na inschrijving in het mbo, waarin met iedere student wordt besproken wat goed gaat in de opleiding en wat niet, of de studie voldoet aan de verwachtingen en talenten van de student en hoe het met de stage gaat. Dit gesprek mondt uit in een bindend studieadvies (bsa), dat positief of negatief kan zijn. Als ondanks alle inspanningen een student geen studievorderingen laat zien, de studieresultaten over de gehele linie uitblijven en er gerede twijfel is of de student in staat is om de opleiding met succes af te ronden, kan aan de student een negatief bindend studieadvies worden gegeven. Het wetsvoorstel geeft mbo-instellingen de ruimte om het best passende moment voor het voortgangsgesprek te kiezen, zo lang het studieadvies gegeven wordt tussen de vierde en twaalfde maand na aanvang van de opleiding.
Een negatief bindend studieadvies is volgens de minister een zwaar instrument. Naast het feit dat instellingen een zorgvuldige besluitvormingsprocedure voor het bsa hebben, moeten bij de start van de opleiding de wederzijdse rechten en verplichtingen tussen instelling en student duidelijk zijn. Ook moet een instelling op basis van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) over een deelnemersstatuut beschikken waarin de rechten en plichten van de studenten zijn neergelegd, inclusief de regels over het bsa. De deelnemersraad heeft instemmingsbevoegdheid bij dit statuut.
Een negatief bsa moet daarnaast altijd worden voorafgegaan door gesprekken met de student en waar mogelijk…