Naar de inhoud

Terugwerkende kracht defiscalisering vruchtgebruik bij vestiging binnen 2 jaar (2015.25.3004)

De redactie van V-N bespreekt het geactualiseerde besluit van de staatssecretaris van Financiën over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) voor de inkomstenbelasting. De belangrijkste wijziging in het besluit betreft een goedkeuring voor de defiscalisering van vruchtgebruik en bloot eigendom.

Op grond van de defiscaliseringsregeling van art. 5.4 lid 1 Wet IB 2001 worden de vorderingen en schulden die ontstaan bij de wettelijke verdeling (of krachtens testament) voor de inkomstenbelasting fiscaal genegeerd. De defiscalisering kan ook van toepassing zijn op goederen waarop ten gunste van de langstlevende partner van de overledene krachtens erfrecht een vruchtgebruik is gevestigd en de kinderen de blote eigendom verkrijgen (vgl. art. 5.4 lid 3 Wet IB 2001). De defiscalisering geldt dan in beginsel vanaf het moment dat het vruchtgebruik juridisch is gevestigd.

Overeenkomstig een eerdere toezegging (zie Notafax 2011, nr. 258), wordt in het besluit thans echter goedgekeurd dat de defiscalisering met terugwerkende kracht geldt vanaf de eerste peildatum voor box 3 na het openvallen van de nalatenschap. Om in aanmerking te komen voor deze goedkeuring is vereist dat het recht van vruchtgebruik wordt gevestigd binnen twee jaar na het overlijden van de erflater. De goedkeuring heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2012.

De redactie van V-N wijst erop dat het effect van de defiscalisering is, dat de volledige waarde van de goederen in aanmerking wordt genomen bij de vruchtgebruiker/langstlevende ouder(vgl. art. 5.4 lid 4 Wet IB 2001). De bloot eigendom van deze goederen wordt niet tot de bezittingen van het kind gerekend.
De redactie vindt de goedkeuring terecht. Nabestaanden blijken in de praktijk vaak te weinig tijd te hebben om het vruchtgebruik tijdig te laten vestigen. Indien tussen het tijdstip van het openvallen van de nalatenschap en de vestiging van het recht van vruchtgebruik een peildatum valt, moeten volgens de letterlijke wettekst op die peildatum de normale regels van box 3 worden toegepast. Dit betekent dat het kind in box 3 zou worden belast voor zijn bloot eigendom, omdat de defiscalisering van art. 5.4 Wet IB 2001 (nog) niet van toepassing is. Aan deze situatie wordt in het besluit nu tegemoet gekomen.
De redactie wijst erop dat de eis dat het recht van vruchtgebruik binnen twee jaren na het overlijden van de erflater moet worden gevestigd, vaker wordt gesteld. Zo geldt dit bijvoorbeeld ook als het vruchtgebruik van a.b.-aandelen is gelegateerd (vgl. art. 4.17a en 4.17b Wet IB 2001).

Ministerie van Financiën 8 mei 2015, nr. BLKB2015/409M, V-N 2015/26.6 (JB)

Wetgevingart. 5.4 Wet IB 2001
art. 4.17a Wet IB 2001
art. 4.17b Wet IB 2001
Jurisprudentie
Officiële publicaties
Europese regelgeving
Soort nieuwsWetgeving
Publicatiedatum18-06-2015
Nummer2015/0444