Testamentaire lijfrente-uitkering en de inkomstenbelasting
Samenvatting
De uitkeringen uit bij testament gevestigde rechten op lijfrenten en andere periodieke uitkeringen kunnen zowel in box 1 als in box 3 belastbaar zijn. Een van de relevante vragen daarbij is of het recht in fiscale zin de tegenwaarde voor een prestatie vormt.
Tekst
1. Inleiding
De inkomstenbelasting kent, als het gaat om de belastingheffing ter zake van uitkeringen uit lijfrenten en andere rechten op periodieke uitkeringen (stamrechten), diverse categorieën. Deze regelgeving leidt met enige regelmaat tot vragen die aan de rechter worden voorgelegd. In het onderhavige geval had de belanghebbende jarenlang haar tante verzorgd. Deze wees in haar testament een vijftal stichtingen aan als haar erfgenamen, zulks onder de last om aan haar nicht een lijfrente uit te keren. Belanghebbende en de inspecteur verschilden van mening over de vraag welke gevolgen de inkomstenbelasting verbindt aan de verkrijging van de lijfrente-uitkeringen. De zaak werd beslist door Hof Leeuwarden 26 januari 2010, nr. 08/00216 en 08/00217 (FBN 2010, nr. 36, NTFR 2010/440 met noot M. Kastelein).
2. Periodieke uitkeringen in de inkomstenbelasting
Regels inzake de belastingheffing van periodieke uitkeringen zijn opgenomen in afdeling 3.5, artikel 3.100 e.v. Wet IB 2001. Op een enkele uitzondering na worden de in die afdeling geregelde uitkeringen steeds voor hun volle bedrag belast tegen het progressieve tarief van box 1. De wetgever ziet de betreffende uitkeringen kennelijk als vergelijkbaar met bijvoorbeeld arbeidsinkomen. Periodieke uitkeringen die niet onder die afdeling vallen, worden belast in box 3. De heffing geschiedt dan op de wijze die in de Wet IB 2001…