Naar de inhoud

Uitkeringen in de vorm van aandelen en de uitkeringstest van artikel 2:216 BW

Voordat een BV kan overgaan tot uitkering van de winst, moet het bestuur hiertoe goedkeuring hebben verleend op grond van artikel 2:216 lid 2 BW. Dit goedkeuringsbesluit van het bestuur is ook vereist in geval uitkering in de vorm van aandelen geschiedt. In het hierna volgende wordt besproken of dit wenselijk is.

1. Inleiding

Nadat een BV winst heeft gemaakt en deze is vastgesteld, moet worden bepaald wat er met deze winst gebeurt. Op grond van artikel 2:216 lid 1 BW is de algemene vergadering bevoegd tot bestemming van de winst. Zij kan de winst reserveren of uitkeren aan aandeelhouders (of anderen). Een combinatie van reserveren en uitkeren is ook mogelijk. Indien de algemene vergadering besluit tot uitkering van de winst worden crediteuren daartegen beschermd door een beperkte balanstest en een uitkeringstest, gecombineerd met bijzondere regels van aansprakelijkheid voor bestuurders en aandeelhouders.

2. Winst: reserveren of uitkeren?

De algemene vergadering is in beginsel bevoegd tot bestemming van de winst. In beginsel omdat de statuten deze bevoegdheid op grond van artikel 2:216 lid 1 BW kunnen toekennen aan een ander orgaan van de vennootschap (vgl. artikel 2:189a BW). Op grond van deze bepaling is het niet alleen mogelijk om de bevoegdheid tot winstbestemming aan een ander orgaan toe te kennen. De wet laat in artikel 2:216 lid 1 BW ook ruimte om de bevoegdheid tot bestemming van de winst te beperken. Een voorbeeld van een beperking is een regeling die inhoudt dat de winst altijd rechtstreeks ten goede dient te komen aan de aandeelhouders (zoals ook het wettelijk uitgangspunt was onder het oude…