Naar de inhoud

Verkrijging onder opschortende of ontbindende voorwaarde

Erflater benoemde bij testament belanghebbende tot enig erfgenaam onder de voorwaarde dat deze dertig dagen na de dag van erflaters overlijden nog in leven is. Erflater overleed op 11 oktober 1987. De waarde van de nalatenschap bedroeg per overlijdensdatum ƒ 1.467.155. De waarde per 10 november 1987 (datum voorwaarde) bedroeg slechts ƒ 1.148.870. Het verschil wordt geheel veroorzaakt door verschillen in de effectenkoersen. In geschil is of de erfgenaam als zodanig is benoemd onder een opschortende of onder een ontbindende voorwaarde. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat sprake is van een ontbindende voorwaarde, zodat de waardedaling geen effect heeft voor de berekening van het verschuldigde successierecht.

Het Hof overweegt dat het testament niet duidelijk is, derhalve zal moeten worden nagegaan wat erflaters bedoeling is geweest. Erflater en belanghebbende zijn 41 jaar lang levenspartners geweest. In beginsel moet ervan worden uitgegaan dat erflater belanghebbende tot erfgenaam heeft willen benoemen. Zoals belanghebbende heeft verklaard, had de voorwaarde slechts tot doel te voorkomen dat binnen korte tijd tweemaal successierecht verschuldigd zou zijn als belanghebbende kort na erflater zou komen te overlijden. Het Hof acht het aannemelijk dat erflater bedoeld heeft belanghebbende tot erfgenaam te benoemen onder de ontbindende voorwaarde van zijn overlijden binnen dertig dagen na het overlijden van erflater. De inspecteur krijgt gelijk.

Op het beroep in cassatie overweegt de Hoge Raad dat de motivering van het Hof is gebaseerd op de vaststelling van het Hof dat een verklaring van een getuige geen betrekking heeft op mededelingen van de erflater. Dit is onbegrijpelijk omdat in de verklaring was opgenomen wat erflater tegen de getuige had gezegd.

Hetgeen…