Naar de inhoud

Verruiming natuurgrondvrijstelling van artikel 15.1.s WBR ingevoerd

Samenvatting

De vrijstelling van overdrachtsbelasting voor natuurgrond als bedoeld in artikel 15.1.s WBR was onder omstandigheden niet van toepassing bij verkrijging van landbouwgrond teneinde deze om te vormen tot natuurgrond. Door uitbreiding van het begrip natuurgrond in artikel 6a UBBR is in deze lacune voorzien. De nieuwe regeling wordt besproken.

Tekst

Inleiding

De cultuurgrondvrijstelling, artikel 15.1.q WBR

De Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) bevat sedert 1 januari 2007 een (nieuwe) vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van cultuurgrond, artikel 15, eerste lid, onderdeel q.

Als voorwaarde geldt dat de grond gedurende ten minste tien jaren bedrijfmatig ten behoeve van de landbouw wordt geëxploiteerd. Indien niet meer aan deze voorwaarde wordt voldaan, vervalt de genoten vrijstelling en is de overdrachtsbelasting alsnog verschuldigd.

De vrijstelling vervalt niet indien binnen de tienjaarstermijn de cultuurgrond wordt omgezet in natuurgrond en het gebruik als natuurgrond voor de resterende looptijd van de tienjaarstermijn wordt voortgezet.

De natuurgrondvrijstelling, artikel 15.1.s WBR

Als uitvloeisel van de in de vorige alinea bedoelde uitzonderingsbepaling is op 1 januari 2008 in artikel 15, eerste lid, onderdeel s, WBR een algemene vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van natuurgrond opgenomen. Onder natuurgrond wordt verstaan natuurterreinen en grond bezet met houtopstanden, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen b en d van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 (artikel 6a Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer UBBR).

Ook voor deze vrijstelling geldt een verplichting tot instandhouding voor tien jaren, met een mogelijkheid tot tussentijdse omzetting in cultuurgrond zonder verlies van de vrijstelling.

Bovendien geldt als eis dat de grond op…