Naar de inhoud

Verzoek tot toepassing van verruimde achterwaartse verliesverrekening niet tijdig gedaan

Samenvatting

In deze VPB-zaak heeft belanghebbende voor 2010 aangifte gedaan van een belastbaar bedrag van € 269.005 negatief en daarbij abusievelijk niet gekozen voor verruimde achterwaartse verliesverrekening, een mogelijkheid die gold voor de jaren 2009 tot en met 2011. Op dat moment waren de aanslagen VPB 2007 en 2008 op € 107.456 en € 256.345 vastgesteld. De aanslag VPB 2010 is medio juli 2013 vastgesteld conform de aangifte. Het in 2011 door belanghebbende geleden verlies is eind juli 2013 bij verliesverrekeningsbeschikking in mindering gebracht op de aanslag VPB 2008. Belanghebbende heeft pas na de bezwaartermijn die gold voor de aanslag VPB 2010 verzocht het verlies over 2010 te verrekenen met de winsten van 2007 en 2008. Het verzoek is aangemerkt als bezwaar en dit is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Onder verwijzing naar het Besluit Fiscaal Bestuursrecht (BFB) heeft de rechtbank geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank oordeelde voorts dat de inspecteur wel gehouden was belanghebbende te horen. In het principale hoger beroep is in geschil of voor de verruimde achterwaartse verliesverrekening moet worden aangeknoopt bij de dagtekening van de verrekeningsbeschikking. Zo niet, is in geschil of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. In het incidentele hoger beroep is in geschil of de hoorplicht is geschonden.

Het BFB bepaalt dat herstel van een bij de aangifte gemaakte vergissing alleen nog kan plaatsvinden tot het moment waarop de aanslag onherroepelijk is geworden. Het hof overweegt dat de verliesverrekeningsbeschikking ruim voor de afloop van de bezwaartermijn is gegeven, zodat belanghebbende de mogelijkheid had de in het BFB neergelegde herstelmogelijkheid te effectueren. Het hof oordeelt dat voor de termijn waarbinnen…