Voorziening bodemsanering niet toegestaan omdat geen noodzaak tot sanering bestaat
Samenvatting
Tot het vermogen van belanghebbende behoort een onroerende zaak waarvan in de jaren negentig (de rechtsvoorganger van) belanghebbende bekend is geworden met de vervuiling in de bodem en het grondwater. Uit onderzoek door een ingenieursbureau is gebleken dat sprake is van sterke verontreiniging van de grond en het grondwater. Vanaf 2003 voert belanghebbende besprekingen met de provincie over sanering. Belanghebbende heeft in haar aangifte een voorziening bodemsanering opgenomen van € 309.000. Deze voorziening is gecorrigeerd bij het vaststellen van de definitieve aanslag. De provincie heeft met dagtekening 25 april 2014 een beschikking op grond van de Wet bodembescherming vastgesteld. In deze beschikking is door Gedeputeerde Staten van de provincie vastgesteld dat sprake is van een ernstige verontreiniging, geen sprake is van een spoedeisend geval van verontreiniging en een verplichting tot monitoren van de verontreiniging is opgenomen. Rechtbank Gelderland oordeelt, gelijk verweerder, dat aan de door de provincie afgegeven beschikking van 25 april 2014 betekenis toekomt. Uit HR 11 april 2008, nr. 44.089, NTFR 2008/702 kan worden afgeleid dat ook met feiten en omstandigheden die licht werpen op de situatie per 31 december 2011, maar pas later bekend worden, rekening moet worden gehouden. Dit betreft alle feiten en omstandigheden die bekend worden voordat de aanslag definitief komt vast te staan. Volgens de rechtbank dient de inhoud van de beschikking in de beoordeling te worden betrokken. De rechtbank acht het vormen van een voorziening in 2011 te vroeg, gelet op het ontbreken van afspraken met de provincie over de sanering en het ontbreken van de noodzaak om te saneren. Op dit moment zijn er geen concrete saneringsplannen…