Voorzieningenrechter Kantonrechter Amsterdam 1 februari 2012 (Westhoff), Prg. 2012/84
Het voldoen van een dwangsom betekent niet dat aan een vonnis is voldaan. "Contempt of court"/minachting van de rechtbank.
Werknemer is sinds 1 mei 1995 in dienst van IBM. Hij is onder meer eindverantwoordelijk voor alle dienstverlening/verkoop van IBM aan KPN. Op 13 december 2010 heeft IBM werknemer te kennen gegeven dat hij niet langer werkzaam zou zijn voor KPN en dat zijn functie zou worden overgenomen door een andere werknemer. IBM heeft werknemer op non-actief gesteld. Werknemer heeft daarop een kort geding aangespannen tegen IBM waarin hij wedertewerkstelling vorderde. IBM is bij vonnis in kort geding van 22 februari 2011 veroordeeld om werknemer binnen 48 uur na betekening van het vonnis te werk te stellen in de functie van Senior Client Representative KPN op straffe van een dwangsom. IBM heeft het vonnis niet uitgevoerd en de op € 50.000,= gemaximeerde dwangsom betaald. IBM heeft tegen het in kort geding gewezen vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Amsterdam heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Werknemer heeft zijn werkzaamheden niet hervat wegens veranderingen in het KPN team. Werknemer wendt zich tot de kantonrechter en vordert IBM te gebieden alsnog uitvoering te geven aan het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 22 februari 2011 door hem te werk te stellen als Senior Client Representative KPN, op straffe van een dwangsom van € 10.000,= per dag. Daarnaast vordert hij doorbetaling van het (variabele) loon
De kantonrechter oordeelt als volgt. IBM had de verplichting om het vonnis van de kantonrechter van 22 februari 2011 binnen 48 uur na (betekening van) het vonnis uit te voeren. Daar zou bij een concern als IBM welbeschouwd geen dwangsom voor nodig moeten zijn. Door het vonnis niet uit te voeren heeft IBM te kennen gegeven de rechtbank in zeer ernstige mate te minachten, welke attitude een concern als IBM geenszins past. IBM heeft de verplichting om werknemer te werk te stellen in zijn oude functie nog steeds. Een inhoudelijke toetsing van de zaak is niet op zijn plaats. De kantonrechter heeft zich er ter terechtzitting van vergewist dat geen sprake was van een verkeerde inschatting van de juridische werkelijkheid op een te laag echelon in het concern van IBM. Met de mededeling dat de hoofddirectie op de hoogte was, moet worden aangenomen dat daar ook de verantwoordelijkheid ligt. Dat leidt er toe een dwangsom op te leggen (met toepassing van de discretionaire bevoegdheid van art. 611b Rv) die zodanig is dat vervallen van de dwangsom deze keer IBM in haar bedrijfsvoering zal raken. Alleen dan zou een dwangsom niet meer op zijn plaats zijn indien voldoen aan de veroordeling van het vonnis van 22 februari 2011 volledig onmogelijk is geworden. IBM heeft getracht die onmogelijkheid middels…