Vorming administratiekostenreserve is niet toegestaan
Samenvatting
Belanghebbende (moedermaatschappij van een fiscale eenheid) vormt een passiefpost aangeduid als Administratiekostenreserve (AKR), die is bestemd voor toekomstige administratiekosten betreffende de premievrije periode van levensverzekeringen en natura-uitvaartverzekeringen. De AKR maakt op de fiscale balans van de fiscale eenheid deel uit van de voorziening voor verzekeringsverplichtingen (VVP) en komt als zodanig niet voor in de fiscale aangiften en commerciële jaarrekeningen.
Het hof oordeelt dat de inspecteur niet heeft gehandeld in strijd met het Convenant, het Besluit reserve verzekeraars (BRV) en het Besluit winstbepaling en reservering verzekeraars (BWRV) door het doteren aan de AKR met ingang van het jaar 2004 niet meer toe te staan. Evenmin heeft de inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden. De inspecteur heeft bij de beëindiging van zijn gedragslijn om de AKR te aanvaarden niet onredelijk gehandeld. De vorming van een AKR op grond van goed koopmansgebruik is evenmin toegestaan, nu belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten waarop de vorming van de AKR betrekking heeft binnen haar bedrijfsactiviteiten in voldoende mate bepaalbaar zijn.
(Hoger beroep gegrond.)
Commentaar
Evenals `normale’ ondernemingen dienen levensverzekeringsmaatschappijen hun jaarwinstbepaling te baseren op goed koopmansgebruik. De wetgever heeft echter gemeend voor de bepaling van de jaarwinst van verzekeraars een aantal specifieke bepalingen te moeten uitvaardigen. Deze bepalingen zijn thans opgenomen in het Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001 (BWRV). Dit besluit betreft een delegatiebepaling van art. 29 Wet VPB 1969. Het BWRV bestaat grofweg uit een tweetal onderdelen. Nadat in art. 1 een aantal definities zijn opgenomen, wordt in de art. 2 tot en met 6 ingegaan op regels die specifiek de jaarwinstbepaling betreffen…