Waarheidsvinding in de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat op verschillende plekken verplichtingen die mede vanuit met waarheidsvinding samenhangende belangen worden ingevuld. Een belangrijke verdragsbepaling in dit verband is het recht op een eerlijk proces in artikel 6 EVRM. Hoe waarheidsvinding daarbinnen gestalte kan krijgen is op abstracte niveau moeilijker te duiden dan op het niveau van concrete deelrechten. Vaststaat echter dat waarheidsvinding een waarde vertegenwoordigt die op verschillende wijzen verwezenlijkt dient te worden bij de effectuering van verdragsverplichtingen.
1 Inleiding. Een overzicht van raakvlakken
Op zoek in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) naar ‘Straatsburgse lessen over straf(proces)rechtelijke waarheidsvinding’ – de opdracht die ten grondslag ligt aan deze bijdrage – is het mogelijk op verschillende verdragsverplichtingen te wijzen die mede worden ingevuld vanuit met waarheidsvinding samenhangende belangen. Daarbij dient het recht op een eerlijk proces in artikel 6 EVRM voorop te worden gesteld. Uit de aard daarvan betreft artikel 6 EVRM een ‘kernlocatie’ in het verdrag, bevattende sterke en directe raakvlakken met waarheidsvinding. Het gaat dan om de wijze waarop waarheidsvinding een rol kan spelen bij verwezenlijking van eerlijkheidseisen, vooral vanuit het belangenperspectief van de verdachte.1 Bij een brede opvatting over ‘waarheidsvinding’ kan ook gedacht worden aan rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in verband met kwaliteitseisen die worden gesteld aan informatiepositie – in de vorm van (oplopende) verdenkingseisen – bij de toepassing van strafvorderlijke opsporings- en dwangbevoegdheden. Een belangrijke, thans sterk in ontwikkeling zijnde, categorie rechtspraak waarin eveneens verdragsrechtelijke eisen in verband met waarheidsvinding kunnen worden gevonden, betreft voorts die…