Wanneer moet de afschrijving worden aangepast als gevolg van een waardestijging van de restwaarde?
Het is vaste jurisprudentie dat aanpassing van de restwaarde van een onroerende zaak slechts vereist is bij een aanmerkelijke en blijvende waardestijging daarvan. Tot nu toe is onduidelijk hoe ‘aanmerkelijk’ en hoe ‘blijvend’ moet worden uitgelegd. Hof Arnhem1 heeft recent een interessante uitspraak gedaan over de vraag of de afschrijving op een aantal kantoorpanden moest worden aangepast wegens stijging van de restwaarde. Het hof oordeelde dat in drie gevallen daarvan niet en in een geval daarvan wel sprake was. De staatssecretaris heeft geen beroep in cassatie ingesteld en dat toegelicht. Mede daarom biedt de uitspraak voor de praktijk enige richting bij de beantwoording van dit soort afschrijvingsvragen.
Afschrijven in het algemeen
Afschrijven is een manier om de kosten van goederen die gebruikt worden in een onderneming te verdelen over de jaren waarin dat gebruik plaatsvindt.2 Het gaat dan om goederen die langere tijd in een onderneming plegen te worden gebruikt, zoals een onroerende zaak. Het zou in strijd met de realiteit zijn om de kosten van de aankoop van zo een onroerende zaak ineens ten laste van het resultaat te brengen. Vandaar dat de kosten op grond van goed koopmansgebruik moeten worden gespreid door middel van afschrijving. Het doel van die afschrijving is het kapitaal dat in een goed is geïnvesteerd en dat tenietgaat door het gebruik in de onderneming door fondsvorming in stand te houden.
De totale afschrijving bestaat uit het verschil tussen twee bedragen. Het eerste bedrag wordt vertegenwoordigd door de aanschaffingskosten. Deze bestaan uit de koopprijs van de onroerende zaak vermeerderd met onder meer de aankoopkosten, waaronder kosten van de notaris, overdrachtsbelasting of niet-aftrekbare btw en eventuele investeringen…