Wat gebeurt er als een erfpachter een belendend stuk grond in gebruik neemt? Vervolg
Door een ingenieuze redenering van de Hoge Raad wordt het verbod op bezitsinterversie omzeild. Voor beantwoording van de vraag of de verjaring is voltooid, mag/moet rekening worden gehouden met een voordien bestaande onrechtmatige toestand waarvan het bezit een voortzetting vormt.
De casus
1. De feiten die tot de procedure leidden zijn als volgt. X (hierna ook te noemen: de erfpachter) woonde sinds het begin van de jaren vijftig met zijn ouders in een huis staande op een perceel grond te Arnhem (hierna te noemen: het perceel). Naar ik veronderstel was de gemeente Arnhem (hierna te noemen: de gemeente) verhuurder. De gemeente is ook eigenaar van een strook grond groot 70 vierkante meter (hierna te noemen: de strook) in het verlengde van de achtertuin van het perceel. De strook maakt deel uit van een kadastraal perceel dat toebehoort aan de gemeente. De strook vormt samen met het achtererf van X één geheel en is in ieder geval sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw samen met dat achtererf in gebruik als achtertuin. De strook wordt begrensd door een steil oplopend talud dat eveneens deel uitmaakt van het aan de gemeente toebehorende kadastrale perceel. Daar waar het talud begint is de achtertuin afgerasterd.
Op 15 januari 1982 heeft de gemeente het perceel in erfpacht uitgegeven aan X. Op 24 juni 1994 heeft de gemeente hem de met het erfpachtrecht belaste eigendomsrecht (hierna te noemen: blote eigendom) overgedragen. Door de gemeente wordt dit aangeduid als het ‘afkopen van erfpacht’, het hof zou dat later een ‘aankoop van het perceel’ noemen. Bij die…