Naar de inhoud

Wet op belastingen van rechtsverkeer Art. 13

Het doel van art. 13 is om de overdrachtsbelasting te beperken in de situatie van kort op elkaar volgende verkrijgingen van hetzelfde goed door verschillende verkrijgers. De matiging van de belasting wordt bereikt via een verlaging van de maatstaf van heffing. Bij toepassing van art. 13 is bij een opvolgende verkrijging slechts over het surplus aan waarde of tegenprestatie overdrachtsbelasting verschuldigd. De faciliteit geldt ook jegens fictieve onroerende zaken.

Bij de voorgaande verkrijging dient daadwerkelijk belasting te zijn verschuldigd. Indien de belasting achterwege is gebleven als gevolg van een vrijstelling is de vermindering niet van toepassing omdat de belasting geacht wordt niet te zijn verschuldigd in de zin van art. 13.

Bij verleende kwijtschelding op basis van de hardheidsclausule van art. 63 AWR is formeel gezien art. 13 van toepassing omdat de belasting wel verschuldigd is doch wordt kwijtgescholden. Teneinde te voorkomen dat een beroep wordt gedaan op art. 13 wordt in de kwijtscheldingsbeschikking vaak een zinsnede opgenomen dat de kwijtschelding vervalt indien bij een volgende verkrijging een beroep wordt gedaan op art. 13.

Wettelijk gezien komt de matiging van de belasting ten goede aan de opvolgende verkrijger die in feite profiteert van de belasting die zijn rechtsvoorganger heeft betaald. In de praktijk wordt meestal contractueel geregeld dat het belastingvoordeel toevalt aan de overdragende partij.

De faciliteit van art. 13 is geen vrijstelling, maar een vermindering van de heffingsmaatstaf die ambtshalve dient te worden toegepast. Wel is het zo dat in de praktijk in de akte of overeenkomst een beroep zal worden gedaan op de faciliteit van art. 13.

  • 1. Termijn

  • 2. Vorige verkrijging

  • 3. Een andere verkrijger

  • 4. …